U bent hier
Methodisch handelen bij de aanpak van huiselijk geweld
Het handelen van professionals bij het voorkomen en aanpakken van partnergeweld, kindermishandeling en oudermishandeling kent geen strak of uniform theoretisch kader: de specifieke context, de heterogene geweldspatronen en de verknooptheid met andere vaak chronische problemen spelen daarvoor een te grote rol. Professionele ervaringskennis is daarom een belangrijke aanvulling, evenals het (blijven) reflecteren op gevallen uit de praktijk.
Uitgangspunten bij de meeste bestaande methodieken zijn het waarborgen van de veiligheid en het versterken van de krachtbronnen van gezinnen en hun netwerk. Ook is er de laatste decennia meer ingezet op het vroegtijdig (h)erkennen van signalen om zo preventief te kunnen ingrijpen.
Huiselijk geweld: wat is het?
Huiselijk geweld is een verzamelnaam en omvat een grote verscheidenheid aan gevallen. Elk verhaal omvat een wereld op zich: het gaat om kindermishandeling, partnergeweld, oudermishandeling en de verschillende posities als slachtoffer, getuige en pleger. Het geweld kan in het verleden en/of het heden plaatsvinden. Meestal zijn er kinderen en volwassenen (ouders, professionals) bij betrokken. Soms is er een relatie tussen geweld binnen en buiten familieverband. De verschijningsvormen en patronen van mishandeling (en verwaarlozing) hangen bovendien vaak samen met langdurige problemen rondom opvoeding, relaties, inkomen en gezondheid. Steeds duidelijk wordt dat geweld gendered is, mannen zijn vaker pleger van geweld. Bovendien blijkt dat de scheiding tussen slachtoffer- en daderschap niet altijd scherp te trekken is en dat geweld altijd gepaard gaat met macht en afhankelijkheid.
Nadelige gevolgen hele levensloop
Wanneer goede hulp uitblijft, heeft huiselijk geweld vaak een ontwrichtende werking. Geweld in de kindertijd kan zeer nadelige gevolgen hebben voor iemands levensloop. Denk aan depressie, verslaving en ernstige gezondheidsklachten. Hoe meer traumatische gebeurtenissen plaats hadden uitgedrukt in een ACE-score (Adversive Childhood Experience)- des te groter de schade, zo blijkt uit grootschalig longitudinaal onderzoek (Felitti, 2002). Geweld in de kindertijd heeft ook intergenerationele effecten, in de vorm van herhaald slachtofferschap en/of toekomstig daderschap.
Theoretische kennis ontoereikend
Vanwege de verschillende vormen van mishandeling en de samenhang met andere problemen laat professioneel en vaardig handelen bij huiselijk geweld -skillful performance- zich niet goed vangen in een afgebakende body of knowledge. Om het geweld te begrijpen en goed te kunnen handelen, is het cruciaal om de specifieke aard van het geweld, de relaties en de omstandigheden waarbinnen het geweld zich afspeelt, te kennen en hulpmiddelen en methodieken te ontwikkelen die rekening houden met die specifieke context. Een omvattende theorie of omvattend theoretisch kader is onvoldoende geschikt om specifiek handelen op te baseren.
Professionele ervaringskennis belangrijk
Op de werkvloer is tacit knowing belangrijk. Deze verborgen schat aan specifieke, vaak persoonlijk-professionele ervaringskennis, ontstaan door veelvuldig en intensief contact met de doelgroepen, kan van grote professionele waarde zijn en de vakbekwaamheid vergroten (Dijkstra en Van Dartel, 2011). Munro (2002) noemt deze kennis intuïtive knowledge.
Blijven reflecteren
Munro legt, net als Van der Laan (1995) veel nadruk op het reflecteren tijdens en na gevallen, en gebruikt daarbij de volgende vier analytische vragen:
- Wat gebeurt er volgens wie?
- Wat kan er gaan gebeuren?
- Hoe ernstig is het dat dit gebeurt?
-
Hoe waarschijnlijk is het dat dit gebeurt?
Vervolgens wordt op basis van de beantwoording van deze vier vragen een gevaarsscore toegekend op een schaal van 0-10 en een toelichting gegeven. Daarmee blijft de professional waakzaam en voorkomt hij of zij tunnelvisie en al te veel zekerheid. Een kenmerkende uitspraak van Munro is: The single most important factor in minimising errors is to admit the fact that you might be wrong.
Veiligheid uitgangspunt bij scala aan methoden tegen huiselijk geweld
Er is bij partnergeweld, kindermishandeling of oudermishandeling geen eensluidende interventiestrategie, noch een standaard repertoire aan methodieken. Er is een scala aan methodieken gericht op primaire en vooral secundaire preventie voor volwassen slachtoffers, kinderen en plegers, zo blijkt uit het basisboek Huiselijk geweld (Janssen, Wentzel en Vissers, 2012). Wel is veiligheid de grondslag van het methodisch handelen bij geweld. Ook het versterken van de krachtbronnen van gezinnen en het aanspreken van hun netwerk, zijn het laatste decennium belangrijke uitgangspunten geworden voor het ontwikkelen van methodieken, instrumenten en andere hulpmiddelen. De kracht van professioneel handelen wordt versterkt door samenwerking tussen organisaties met een concreet gemeenschappelijk doel, zoals een huisverbod.
Opleiden
Om aanstaande professionals goed op te leiden bij de aanpak en het voorkomen van geweld is een mix van professionele kennis, vaardigheden en houdingen nodig die veiligheid centraal stelt. Een professional die daarbij met een op vakkennis gebaseerd gezag een ondersteunende relatie weet op te bouwen met álle betrokkenen en ingrijpt als dat echt nodig is. Die proefondervindelijk handelt, documenteert en reflecteert op praktijkervaringen via een inductieve weg. Bekwame professionals handelen zorgvuldig en kordaat; zijn zeer bedreven in het stellen van (schaal/perspectief- en reflectie)vragen aan betrokkenen; stellen en verleggen grenzen; kunnen gevaar inschatten en veiligheid versterken; spreken krachten aan en ondersteunen waar nodig; bemiddelen als het kan, confronteren als het moet; werken samen met gezinnen, hun netwerk, en in de keten. Het timen en doseren daarvan blijft altijd relevant.
Voorbeeld van een veelbelovende benadering: Signs of Safety
Er zijn veelbelovende, internationaal erkende methodieken die ook bij de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld succesvol blijken te zijn, zoals de oplossingsgerichte benadering, het krachtwerk, en systeemgericht hulpverlenen (KOSHI, 2012). De oplossingsgerichte methode Signs of Safety [http://www.nji.nl/Signs-of-Safety] heeft bijgedragen aan het terugdringen van het aantal uithuisplaatsingen bij kindermishandeling en partnergeweld. In deze benadering speelt de manier waarop invulling wordt gegeven aan de werkrelatie tussen de sociale professional en de cliënt of het gezin in kwestie, een cruciale rol. Zonder contact is immers geen verandering mogelijk. De professionals bij Signs of Safety gaan vakkundig te werk: ze zoeken een midden tussen strengheid en samenwerking met het cliëntsysteem waarbij ze de veiligheid van de kinderen centraal blijven houden.
Herkennen van signalen en geweldspatronen bij huiselijk geweld
Naast handreikingen voor methodisch handelen, zoals die bijvoorbeeld in Signs of Safety zijn terug te vinden, is er de laatste decennia veel ingezet op het ontwikkelen van instrumenten om signalen en geweldspatronen vroegtijdig te (h)erkennen en de ernst gedegen in te schatten. Dit met het doel om eerder en beter (preventief) in te grijpen en de juiste begeleiding en methodiek daarop af te stemmen. Enkele veel gebruikte instrumenten voor het herkennen en inschatten van signalen van ernstig geweld staan hieronder. De eerste drie zijn terug te vinden in het dossier Kindermishandeling van het NJi. De laatste twee zijn instrumenten die bij het huisverbod en partnergeweld worden ingezet.
- De SPUTOVAMO, ontwikkeld in 1996 door Compernolle, herzien in 2006, is ontwikkeld als een observatieschema met negen vragen om een vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken bij kinderen op de spoedeisende hulp.
- De CARE-NL, Child Abuse Risk Evaluation, ontwikkeld door De Ruiter en De Jong (2005), is een vragenlijst met 18 items met behulp waarvan professionals het risico op kindermishandeling kunnen inschatten.
- De LIRIK, Licht Instrument Risicotaxatie Kinderveiligheid, is een in 2007 door Van den Berg ontwikkeld instrument om een vermoeden van kindermishandeling te onderkennen. Het instrument is in 2009 herzien.
- De RiHG, het Risicotaxatieinstrument Huiselijk Geweld, is in 2008 ontwikkeld als screening bij de afweging - door de hulpofficier van justitie - of overgegaan moet worden tot een huisverbod. Het RiHG behandelt in 20 items drie onderwerpen: 1. De vermoedelijke pleger; 2. Het verloop van het geweldsincident; 3. De gezinsachtergronden. Momenteel wordt versie 2.2 gebruikt.
-
De DAS, Danger Assessment Scale, bevat 22 items en is ontwikkeld en gevalideerd door Campbell en collega’s (2009) om de ernst van het partnergeweld bij het slachtoffer in te schatten. Het gaat daarbij om partnergeweld waarbij (dreiging met) een wapen, dreiging met moord, geweld door jaloezie en geweld tijdens de zwangerschap indicaties zijn voor een verhoogde kans op geweld met een dodelijke afloop.
Conclusie
Professioneel handelen bij huiselijk geweld blijft uiteindelijk een kwestie van vakkennis, vakbekwaamheid, ervaring, en maatwerk, ook in het gebruik van richtlijnen en protocollen.
Auteur: Sietske Dijkstra
Verder lezen
Campbell, J.C., Webster, D.W. & N. Glass (2009). The Danger Assessment: Validation of a Lethality Risk Assessment Instrument for Intimate Partner Femicide. Journal of Interpersonal Violence, 24(4), 653–674.
Dijkstra, S. & N. van Dartel (2011). Verborgen schatten. Wat goede professionals doen en cliënten ervaren bij de aanpak van geweld. SWP: Amsterdam, tweede herziene druk.
Felitti, V.J. (2002). The relation between adverse childhood experiences and adult health: turning gold into led. The Permanente Journal 6 (1), 44-47.
Janssen, H., Wentzel, W. & B. Vissers (2012). Basisboek huiselijk geweld. Signaleren, melden, aanpakken. Coutinho: Bussum.
KOSHI Masterclass aanpak huiselijk geweld, Avans ( 2012).
Laan, G., van der (1995). Leren van gevallen. SWP: Amsterdam.
Munro, E. (2002). Effective Child protection. Sage: London, California, New Dehli.
NJi. Dossier Kindermishandeling.
Turnell, A. & S. Edwards (2009). Veilig opgroeien. De oplossingsgerichte aanpak Signs of Safety in jeugdzorg en kinderbescherming (vertaling; oorspronkelijk verschenen in 1999). Bohn Stafleu Van Loghum: Houten.