U bent hier

Benaderingen van professionaliteit

Wat is een professie? Wie is een professional? Niet alleen lopen de antwoorden zeer uiteen, ook over de benadering van de vragen bestaat veel verschil van mening in de literatuur. Grofweg kunnen drie groepen benaderingen worden onderscheiden: positieve, kritische en praktijktheoretische (vgl. Finlay 2000, De Jonge 2012). Van elk van de drie groepen zullen kort drie voorbeelden worden besproken.

Voor de meer positieve benaderingen zijn dat de kenmerkbenadering, de functionalistische benadering en de ideaaltypische benadering. De meer kritische benaderingen vinden hun inspiratie bij Weber, Marx en het feminisme. De meer praktijkgerichte benaderingen die vooral voor sociaal werk interessant zijn, zijn de reflectieve praktijkwerker, de normatieve professional en de presentiebeoefenaar. Elke benadering laat weer een ander facet zien van de complexiteit van het begrip ‘professionaliteit’. De meer kritische benaderingen kunnen behulpzaam zijn om valkuilen te vermijden, de positieve kunnen helpen idealen te verhelderen, terwijl de praktijktheoretische laten zien hoe zulke idealen verwerkelijkt kunnen worden.

Kenmerkbenadering

Aan het begin van de 20ste eeuw overheerst de kenmerkbenadering. Professies zijn volgens deze benadering beroepen die een aantal kenmerken bezitten, bijvoorbeeld een dienstbaarheidideaal, een gedragscode, tuchtrecht, een wetenschappelijke kennisbasis, een beroepsvereniging, een grote mate van beslissingsruimte en handelingsvrijheid, een beroepsopleiding, een wettelijk beschermde titel. Omdat sociaal werk sommige kenmerken wel maar andere niet bezit, wordt het binnen deze benadering wel als een semiprofessie beschouwd.

Functionalistische benadering

Halverwege de 20ste eeuw ontstaat de functionalistische benadering, die meer oog heeft voor de sociaal-maatschappelijke inbedding. Professies zijn volgens deze benadering beroepen die een specifieke functie in de samenleving vervullen. Sociaal werk heeft bijvoorbeeld als taak psychosociale en sociaal-maatschappelijke problemen aan te pakken. Om deze taak te kunnen vervullen, wordt aan professionele beroepen status en autoriteit toegekend.

Ideaaltypische benadering

Begin 21ste eeuw komt de ideaaltypische benadering op. In deze benadering ligt de nadruk op het construeren van een logisch samenhangend model van professionaliteit dat gebaseerd is op een positieve waardering van het verschijnsel. Zo’n model kan vervolgens als ijkpunt worden gebruikt om te beoordelen in hoeverre bestaande beroepen professioneel zijn. Zo kan worden aangetoond dat sociaal werk in elk geval een professionele kern bezit omdat een humanitaire missie centraal staat.

Neo-Weberiaanse benadering

Gedurende de tweede helft van de 20ste eeuw zijn kritische benaderingen van professionaliteit dominant, zoals de Neo-Weberiaanse benadering. In de Weberiaanse traditie ligt de nadruk op hoe beroepsgroepen status en competitief voordeel verwerven. Professies zijn in deze benadering geprivilegieerde beroepsgroepen die sociaaleconomische voordelen monopoliseren. Van sociaal werk kan worden onderzocht in hoeverre deze beroepsgroep er in geslaagd is zijn belangen veilig te stellen op de arbeidsmarkt.

Neo-Marxistische benadering

In de op Marx geënte benadering ligt de nadruk op klassenstrijd. Sommigen beschouwen professionals als onderdeel van de uitgebuite arbeidersklasse, terwijl anderen juist beogen dat professies als elitaire groepen met privileges moeten worden beschouwd. Ook zijn er marxisten die professionals beschouwen als agenten van de staat die de bestaande machtsverhoudingen moeten beschermen. Sociaal werk wordt dan bijvoorbeeld beschouwd als middel om het politieke gevaar van het lompenproletariaat te neutraliseren door hun problemen te individualiseren en hun gedrag te disciplineren.

Feministische benadering

Een feministische benadering wijst op de ongelijke rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Dat gebeurt voor wat professies betreft op drie niveaus. Op het eerste niveau worden vrouwen uitgesloten van professionele beroepen. Zo zijn er in het verleden wel beroepsverenigingen geweest die vrouwen en overigens ook kleurlingen uitsloten van lidmaatschap omdat dit het aanzien van het beroep zou schaden. Op het tweede niveau is er een verschil tussen vrouwelijke en mannelijke professies. De dominante mannelijke arts en de dienstbare vrouwelijke verpleegkundige is een duidelijk voorbeeld van een traditionele rolverdeling. Op het derde niveau is er verschil in positie van mannen en vrouwen binnen eenzelfde professie. Terwijl sociaal werk traditioneel een vrouwenberoep is, zijn er relatief veel mannen in leidinggevende posities werkzaam.

De reflectieve praktijkwerker

Naast de meer wetenschappelijke benaderingen kunnen ook praktijkgerichte benaderingen worden onderscheiden. Een opvallende overeenkomst tussen de meer op de beroepspraktijk gerichte benaderingen is dat ze vaak een praktijkideaal schetsen voor professioneel functioneren. Zo benadrukt Schön dat professioneel werk wezenlijk iets anders is dan het toepassen van theorie op praktijk. De complexiteit van professioneel werk vraagt om voortdurende reflectie, vooral ook tijdens het handelen, waarbij professionals gebruik maken van uiteenlopende referentiekaders en ook hun praktijkervaring een belangrijke rol speelt.

De normatieve professional

Kunneman wijst er op dat tegenwoordig gedeelde morele opvattingen voor professioneel handelen ontbreken. Professionals moeten zich daarom op bewuste en reflectieve wijze verhouden tot hun eigen bestaan, hun eigen werkzaamheden, hun cliënt en de bredere context. Een belangrijke rol daarbij speelt het ontwikkelen van een eigen bestaansethiek, zowel voor de professional als voor de cliënt.

De presentiebeoefenaar

Baart wijst op de negatieve effecten van een bureaucratische en instrumentele behandeling van cliënten. Vooral de bewoners van achterstandswijken worden in de hedendaagse samenleving op onverschillige wijze behandeld, waardoor ze hun eigenwaarde en zelfrespect verliezen. Belangrijk is daarom dat professionals er echt voor hun cliënten zijn.

Auteur: Ed de Jonge