Ethiek
Beroepsethiek kan worden onderscheiden in drie vormen: smalle, brede en fundamentele beroepsethiek (vgl. De Jonge 1995, 2011). Sociaal werkers opereren in ethisch opzicht professioneel wanneer hun beroepsmatig handelen gebaseerd is op het waardefundament van de beroepsidentiteit (fundamentele beroepsethiek). Daarnaast moeten zij op basis daarvan rekening houden met de morele geladenheid van al hun doen en laten (brede beroepsethiek). Specifieke morele vraagstukken moeten zij ten slotte met de vereiste zorgvuldigheid benaderen (smalle beroepsethiek).
Het is een voortdurende uitdaging voor sociaal werk de professionele kern van het beroep te beschermen tegen externe krachten van markt en bureaucratie, publieke opinie en privébelangen (Lipsky 1980, Smith & Lipsky 1993, Freidson 2001, Tonkens 2003, Van der Lans 2005, 2008, 2010, De Jonge 2011).
Smalle beroepsethiek: beroepscasuïstiek
Smalle beroepsethiek richt zich op specifieke praktijksituaties die in moreel opzicht problematisch zijn. In zulke gevallen is het onduidelijk wat goed is en wat verkeerd, waardoor de professional overvallen kan worden door handelingsverlegenheid.Voor het vormen van een oordeel en het nemen van een beslissing in zulke situaties, zijn veel professionele hulpmiddelen beschikbaar. Deze morele-reflectietools helpen om het nadenken, discussiëren en handelen van de professional te structuren d.m.v. stappenplannen, gespreksmodellen en protocollen.
Hulpmiddelen
Stappenplannen en gespreksmodellen hebben vaak een algemeen karakter en een meer filosofische achtergrond. Protocollen zijn daarentegen meestal toegespitst op specifieke problematiek en gebaseerd op een mix van inhoudelijke expertise en formele procedures. Protocollen kunnen een juridische status bezitten, ze worden dan door de wetgever dwingend als kader voor zorgvuldig handelen opgelegd aan professionals. Stappenplannen en gespreksmodellen worden steeds vaker door professionals en teams gehanteerd in het kader van bijvoorbeeld werkoverleg en intervisie.
Niet alleen eerste hulp bij morele problemen
Smalle beroepsethiek is onmisbaar voor het professioneel functioneren van sociaal werkers in moreel geladen praktijksituaties. Een valkuil van al te veel nadruk op dit aspect is wel dat beroepsethiek wordt versmald tot een soort eerste hulp bij morele ongelukken. Moraal lijkt dan enkel een rol te spelen in de beroepspraktijk wanneer er morele problemen opduiken (De Jonge 1995). Sociaal werkers kunnen zo een blinde vlek ontwikkelen voor het morele karakter van al hun professionele activiteiten.
Brede beroepsethiek: beroepspraktijk
Brede beroepsethiek richt zich op de beroepsuitoefening als geheel. Moraal is nauw verweven met alle aspecten van de beroepspraktijk. Hierbij zijn altijd meerdere partijen betrokken, ieder met hun eigen morele uitgangspunten. Bijvoorbeeld de bestaansethiek van cliënt en professional (Kunneman 1996), de morele opvattingen van de sociale systemen rondom de cliënt zoals familie, buurt of arbeidsorganisatie, de visie van de instelling waar de professional werkzaam is, het beleid van de overheid.
Morele aspecten spelen in alle fasen een rol
Ook in alle fasen van het begeleidingsproces spelen morele aspecten een rol, zoals het ontwikkelen van een werkrelatie, het benoemen van een situatie als problematisch, het formuleren van een doelstelling, het vorm geven van een aanpak. Morele aspecten kunnen haast altijd worden onderscheiden in, maar haast nooit worden gescheiden van de andere aspecten van de beroepspraktijk, zoals wetenschappelijke en methodische aspecten.
Fundamentele beroepsethiek: beroepsidentiteit
Fundamentele beroepsethiek beperkt zich niet tot de vele facetten van de beroepsuitoefening of de beroepspraktijk maar richt zich op de identiteit van het beroep. Terwijl ambachtelijke beroepen gebaseerd zijn op de beheersing van concrete materialen zoals steen, hout, wol, of metaal (Sennett 2008), werken sociale professionals met mensen. Sociale professies bezitten daarom als enige een morele identiteit: de humanitaire kern is het fundament voor de beroepsuitoefening (De Jonge 2011). Deze beroepsuitoefening vereist veel vrijheid voor professionele oordelen, beslissingen en handelingen, de zogeheten discretionaire ruimte (Larson 1977). Sociaal werkers moeten hiervoor kunnen terugvallen op het waardenfundament van de beroepsidentiteit.
Auteur: Ed de Jonge