U bent hier

Integraal jeugdbeleid

Jeugdbeleid is 'al het overheidshandelen op alle beleidsterreinen dat, bedoeld of onbedoeld, invloed heeft op de ontwikkelingsmogelijkheden van jeugdigen' (Thesaurus Zorg en Welzijn). Jeugdbeleid moet integraal zijn. Er moet een samenhangend aanbod zijn aan activiteiten en voorzieningen, zodat geen kind tussen wal en schip valt. Daarnaast moet het beleid positief zijn en zich richten op de versterking van het gewone leven van álle kinderen en jongeren. In 2015 wordt de jeugdzorg van de provinciale overheid overgeheveld naar de gemeenten.

Het nieuwe jeugdstelsel vraagt om andere kennis, vaardigheden en houding van de sociale professional.

Brede definitie

Jeugdbeleid gaat over veel terreinen: gezondheid, onderwijs, welzijn, zorg, kinderopvang, dwang en straf, veiligheid. Ook  zijn er diverse overheden bij betrokken: internationaal, Europees, rijk, provincie en gemeenten.

Integraal jeugdbeleid

Vanaf 2004 (naar aanleiding van de sturingsadviezen van de commissie Van Eyck, voorzitter van de Operatie Jong) wordt gesproken over integraal jeugdbeleid. Er moet een samenhangend - integraal, afgestemd en gecoördineerd - aanbod komen aan activiteiten en voorzieningen voor de jeugd, zodat er geen kind meer tussen wal en schip valt en er één plan komt voor elk kind. Dat vraagt om duidelijke verantwoordelijkheden, minder betrokken partijen, betere informatie-uitwisseling, bundeling van financieringsstromen, terugdringen van onnodige bureaucratie en versterken van toezicht.

Positief jeugdbeleid

De laatste jaren wordt de term positief jeugdbeleid vaak gebruikt. Jeugdbeleid zou zich moeten richten op de versterking van het gewone leven van álle kinderen en jongeren. Uitgangspunt is dat elk kind talenten heeft, mee doet en leert om verantwoordelijkheid te dragen voor zichzelf en zijn omgeving. Daarom moet jeugdbeleid gericht zijn op het investeren in de sociaalpedagogische omgeving: een positieve opvoeding, succesvolle schoolloopbaan en brede ontwikkeling van  de jeugd. De belofte is een sociaal sterke samenleving en een afname van kinderen en jongeren in zorg. Specialistische zorg en hulp zal nodig blijven voor een kleinere groep jeugdigen. Lees meer in Pedagogische civil society en stepped care model (pdf).

Wet- en regelgeving

Van oudsher is opvoeding primair de verantwoordelijkheid van ouders. Maar ouders staan er niet in hun eentje voor. Zij leven in sociale netwerken van familie, vrienden en buurten die medeopvoeder (kunnen) zijn. Sinds de eerste kinderwetten aan het einde van de 19e en begin 20ste eeuw, bemoeit ook de overheid zich met de opvoeding. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind is hierbij uitgangspunt. Daarin zijn vastgelegd het recht op bescherming, op vooruitkomen en op meedoen. Verder zijn er in Nederland meerdere wetgevende kaders die betrekking hebben op de jeugd, zoals de onderwijswetten, volksgezondheidswetgeving, kinderbescherming en justitiële wetten, en de Wet Maatschappelijke Ontwikkeling.

Nieuwe jeugdwet

Momenteel is er een nieuwe jeugdwet in voorbereiding die ertoe moet leiden dat in 2015 de jeugdzorg van de provinciale overheid wordt overgeheveld naar de gemeenten. Daarmee krijgen gemeenten bestuurlijk en financieel de verantwoordelijkheid voor -en de regie over- de hele zorg voor jeugd. Doel van de wet is om door maatwerk en preventie te bereiken dat de kosten voor specialistische hulp en zorg voor de jeugd afnemen en de kwaliteit van de zorg voor jeugd toeneemt. Dit moet gebeuren door een afbouw van het recht op verzorging en het bouwen aan meer zelfsturing en zorg van en door burgers.

Nieuw jeugdstelsel vraagt om andere houding, kennis en vaardigheden

De implementatie van het nieuwe jeugdstelsel betekent een omslag van curatie naar preventie, van specialisme naar generalisme, van belemmerende factoren naar bevorderende factoren, van verzorging naar eigen kracht en participatie. Deze omslag vraagt om andere kennis, vaardigheden en houding van professionals sociaal werk. Het gaat om vaardigheden in:

  1. het werken op de plekken waar de jeugd en ouders zich bevinden (in de buurt, scholen, de bibliotheek, het winkelcentrum, op het sportveld of op straat);
  2. het zoeken naar oplossingen in de eigen netwerken van de jeugd, hun gezinnen, families en peergroups zodat de kracht in de eigen leefwereld wordt versterkt;
  3. zoeken naar en werken aan bevorderende in plaats van belemmerende factoren (niet problematiseren maar normaliseren);
  4. op zoek gaan naar vrijwillige inzet van burgers (dus overlaten in plaats van overnemen).
     

Procesniveau

Op procesniveau vraagt deze omslag van sociaal werkers dat ze individuele vraagstukken in sociaal verband kunnen zien, kunnen improviseren, flexibel en creatief zijn, over de grenzen van hun vak heen kunnen kijken, niet veroordelen maar kansen zien, anderen iets gunnen, relevante netwerken weten te organiseren, lichte regie kunnen voeren, experimenteerruimte weten te organiseren en te benutten.

Auteur: Jeannette Doornebal

 

Verder lezen

Berger, M. e.a. (2013). Generalistisch werken rondom jeugd en gezin. Een analyse van ontwikkelingen, taken en competenties. Utrecht, NJi.

Coussee, F. & Bradt, L. (red.). 2012. Jeugdwerk en sociale uitsluiting. Handvatten voor emanciperend jeugdbeleid. Leuven: Acco.

Doornenbal, J. (2008) Integraal jeugdbeleid: hulp of last? in  M. de Winter, B. Levering, W. Koops mmv M. Pieper (red). Opvoeding als spiegel van de beschaving. Een moderne antropologie van de opvoeding. Amsterdam: SWP.

Lieshout, P.A.H. van e.a. (red) (2007). Bouwstenen voor betrokken Jeugdbeleid. WRR. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Hermanns, J. (2009). Het opvoeden verleerd. Oratie UvA. Amsterdam: Vossiuspers.

Winter, M. de (2011). Verander de wereld begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Amsterdam: SWP.