U bent hier
Decentralisatie en transformatie van maatschappelijke ondersteuning
Op 1 januari 2007 trad de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking (Wmo). Deze wet geeft gemeenten de opdracht om ervoor te zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en kunnen meedoen in de samenleving. Al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Als dat niet lukt, biedt de gemeente ondersteuning.
Naast decentralisatie van overheidstaken luidt deze wet ook vooral een transformatie in van het denken over de verhouding tussen cliënt en voorzieningen, tussen burger en samenleving. De wensen, behoeften en mogelijkheden van inwoners staan voorop, ook, of misschien wel juist als ze hulp nodig hebben.
Wmo
De gedachte achter de Wmo is dat mensen die ondersteuning nodig hebben eerst een beroep doen op hun sociale omgeving: familie, vrienden, buurtgenoten, vrijwilligers. Pas wanneer ze het zelf en samen niet meer redden, kunnen ze terecht bij professionele voorzieningen. Daarom worden mensen gestimuleerd zich meer om elkaar te bekommeren. De Wmo is er voor iedereen: voor gezonde mensen, voor mensen met beperkingen door ouderdom of handicap, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. En voor ouders en kinderen met opvoedproblemen. Ook vallen de maatschappelijke opvang, het verslavingsbeleid en de bestrijding van huiselijk geweld onder de Wmo.
Leefbaarheid
De Wmo bepaalt dat gemeenten de leefbaarheid van een straat of wijk moet vergroten. De veronderstelling is dat bewoners zich meer betrokken gaan voelen bij hun buurt en bij elkaar. En bewoners die contact met elkaar hebben, zouden sneller geneigd zijn elkaar te helpen of samen iets te ondernemen.
Beperking AWBZ
De Wmo past in de ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij. Al sinds de jaren 90 van de vorige eeuw worden er vragen gesteld bij de omvang en aard van de verzorgingsstaat. De komst van de Wmo luidt een periode in waarin de rijksoverheid serieus werk maakt van de beperking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In 2007 ging de huishoudelijke verzorging over naar de Wmo. De extramurale begeleiding voor nieuwe aanvragers verviel in 2013. Met ingang van 2015 wordt de begeleiding helemaal overgebracht van de AWBZ naar de Wmo. Daarnaast worden ook het beschermd wonen en de middelen voor inkomens- en cliëntondersteuning naar de Wmo overgeheveld. De Wmo van 2007 wordt vervangen door een nieuwe wet, de Wmo 2015.
Andere transities: decentralisatie Jeugdzorg en Participatiewet
Tegelijkertijd met de beperking van de AWBZ en de veranderingen in de Wmo vinden er nog andere transities plaats. Per 1 januari 2015 wordt de jeugdzorg gedecentraliseerd, wat betekent dat gemeenten ook daarvoor verantwoordelijk worden. En in 2015 treedt de Participatiewet in werking. De toegang tot de Wajong wordt beperkt. Alleen mensen die helemaal niet kunnen werken mogen er een beroep op doen. Mensen die al een Wajong-uitkering hebben worden beoordeeld op hun arbeidsvermogen. Als zij het vermogen hebben om te werken en ook ondersteuning nodig hebben, dan vallen ze onder de Participatiewet. Een beperkte groep mensen die niet in een reguliere baan kunnen werken, kunnen op basis van de Participatiewet in een beschutte werkomgeving aan de slag.
Transitie en transformatie
Deze drie decentralisaties worden wel transities genoemd: regels, wetten, financiële verhoudingen en andere zaken in de structuur van bestaande voorzieningen veranderen. De transities maken het mogelijk om tot de nieuwe situatie te komen. Tegelijkertijd, en misschien wel belangrijker, vindt er een transformatie plaats. De decentralisaties vragen om een andere manier van werken van beroepskrachten en van vrijwilligers, vragen een andere houding van burgers, een andere cultuur bij instellingen en professionals, andere werkwijzen en vooral ook het anders met elkaar omgaan tussen inwoners, professionals, instellingen en gemeenten.
Behoeften van inwoners staan voorop
De kern van de transformatie ligt in een veranderende verhouding tussen cliënt en voorzieningen, tussen burger en samenleving. De wensen, behoeften en mogelijkheden van inwoners staan voorop, ook wanneer ze hulp nodig hebben. Deze hulp is aanvullend op wat mensen zelf kunnen, samen met hun sociale netwerk. Dit uitgangspunt vereist een andere manier van werken, een gekantelde aanpak. (Sociale) professionals, vrijwilligers, ambtenaren, loketmedewerkers, in feite iedereen die betrokken is bij maatschappelijke ondersteuning heeft met deze verandering te maken. En de inwoners zelf natuurlijk ook. Als het goed is krijgen zij meer mogelijkheden om zelf vorm te geven aan hun leven op een manier die beter past bij hun mogelijkheden en hun beperkingen.
Auteur: Aletta Winsemius
Meer lezen
Eerten, Manou van (2007). Vele gezichten van de Wmo, Maatschappelijke ondersteuning tussen wet en werkelijkheid. Den Haag, Reed Business
Klerk, Mirjam de, Gilsing, Rob & Timmermans, Joost (red) (2010). Op weg met de Wmo. Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007-2009. Den Haag: SCP.
Movisie (2012). Op weg naar duurzame maatschappelijke ontwikkeling: de inhoudelijke samenhang tussen de drie decentralisaties en de Wmo. Pdf. Via www.movisie.nl.
Nederland, Trudi, Huygen, Astrid & Boutellier, Hans (2009). Governance in de Wmo, Theorie en praktijk van vernieuwende governancemodellen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut (Wmo kenniscahier 3)
Transitiebureau Begeleiding in de Wmo (2012). Decentralisatie betekent transitie& transformatie, Nieuwe verantwoordelijkheden, rollen en opgaven in maatschappelijke ondersteuning. Via www.invoeringwmo.nl
Websites: