Geschiedenis samenlevingsopbouw

Ontstaan

Samenlevingsopbouw kent een boeiende geschiedenis, waarvan de verschillende ontwikkelingsfasen nauw samenhangen met de maatschappelijke ontwikkelingen van toen en nu. Kenners van het verschijnsel Samenlevingsopbouw traceren de oorsprong ervan in Drenthe. Daar was in 1925 Stichting Opbouw Drenthe opgericht, waarvan Jo Boer als oud-directeur en auteur van het boek ‘Maatschappelijk Opbouwwerk’[i] het meest bekend is geworden. De Engelse en Amerikaanse Community Organisation waren de belangrijkste inspiratiebronnen voor de Nederlandse Samenlevingsopbouw. Het huidige opbouwwerk in Nederland is ontstaan als een differentiatie van het maatschappelijk werk, die zich richtte op een collectieve aanpak van maatschappelijke problemen. Tot de jaren tachtig waren er twee invalshoeken: opbouwwerkers die werkten vanuit de stedelijke Raden voor Overleg en Advies (ROA’s) en buurtwerkers, die werkten vanuit buurt- en clubhuizen. De eerste groep deed (participerend) onderzoek in achterstandswijken en adviseerden gemeenten en woningcorporaties over het te voeren beleid. De tweede groep organiseerde en ondersteunde bewonersorganisaties en buurtinitiatieven bij het verbeteren van de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in achterstandsgebieden. In notoire achterstandsgebieden opereerden tot 1975 OBS-teams (opbouwwerk bijzondere situaties). Deze teams bestonden uit peuterspeelzaalwerk, wijkverpleging, (woon)maatschappelijk werk, jeugd- en jongerenwerk en opbouwwerk.  Daarnaast bestond het categoraal opbouwwerk, dat zich richtte op minderheidsgroepen. Na de jaren tachtig zijn de verschillende bloedgroepen in brede welzijnsorganisaties samengebracht[ii].

De jaren zeventig

In de jaren zeventig maakte de samenlevingsopbouw via de stadsvernieuwing een bloeiperiode door. Toen kwam onder invloed van de gestegen welvaart de Stadsvernieuwing op gang. Het nationale huizenbezit was verouderd en in allerlei buurten en wijken sloeg de verpaupering toe. Nederland was toe aan een massale inspanning om de woningvoorraad ‘up to date’ te brengen met de inmiddels veel hogere eisen die werden gesteld aan het wonen, en die ook voor grote groepen Nederlanders betaalbaar waren geworden. In de stadsvernieuwing komen twee met elkaar verweven processen samen: Een verbouwproces, waarin de woon- en leefomstandigheden materieel verbeterd worden en een opbouwproces, waarin de mensen weer greep krijgen op wat er in hun buurt gebeurt. Vanaf eind jaren zeventig is het begrip samenlevingsopbouw steeds meer een aanduiding van een domein geworden binnen de welzijnssector, in plaats van een functie in het domein van de Samenleving.

De jaren tachtig

Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is samenlevingsopbouw geheel gedecentraliseerd en werd de inrichting van het lokale welzijnswerk de verantwoordelijkheid van de gemeentelijke overheid. In deze periode werden verzuilde organisaties samengevoegd tot brede welzijnsorganisaties. Het opbouwwerk dat in de middelgrote en grote steden was ondergebracht bij de raden voor overleg en advies (ROA’s) werden geleidelijk aan ondergebracht bij deze brede welzijnsorganisaties. Belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen zoals de individualisering, verscherping van de tweedeling, vergrijzing, diversiteit, mondialisering, verharding tussen generaties en culturen, de toename van de (beleefde) sociale onveiligheid en het mondiger worden van bepaalde groepen bewoners, hebben grote invloed op de samenlevingsopbouw. Ook zijn steeds meer partijen zich actief gaan bezighouden met de leefbaarheid en de sociale vraagstukken in buurten en wijken van Nederland die in een kwetsbare positie verkeren.

Recent

Om de samenlevingsopbouw van de eerste decennia van de 21ste eeuw en de rol van het opbouwwerk in beeld te brengen, is gebruik gemaakt van de publicatie van het Verwey-Jonker Instituut Van presentie tot correctie. Een nieuw perspectief op samenlevingsopbouw[iii]. Het huidige terrein dat de auteurs Hans Boutellier en Nanne Boonstra als ‘samenlevingsopbouw’ aanduiden is inmiddels aanmerkelijk verbreed. De hernieuwde aandacht voor samenlevingsopbouw komt onder meer tot uitdrukking in tal van beleidsstudies, waarin begrippen als wijkaanpak, burgerschapsvorming en participatie centraal staan. Daarnaast kennen we sinds 2007 de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die een wettelijk kader biedt voor de concrete lokale praktijk van de samenlevingsopbouw. In de publicatie merken de auteurs op dat momenteel veel partijen zich bezig houden met en betrokken zijn bij samenlevingsopbouw. Genoemd worden het opbouwwerk, Woningcorporaties, Politie, Religieuze organisaties, Sport, Onderwijs, Jongerenwerk en Justitie.

Onderscheid  samenlevingsopbouw en opbouwwerk

Boutellier en Boonstra maken een onderscheid tussen samenlevingsopbouw en opbouwwerk, waar deze begrippen tot nu toe door elkaar werden gebruikt. Samenlevingsopbouw komt tot stand door de gezamenlijke interventies van alle betrokken partijen. Opbouwwerk vervult hierin een eigenstandige functie die erop gericht is de burger optimaal te beschermen en te ondersteunen, burgers te activeren tot participatie en samenwerking en om verbindingen te versterken tussen groepen burgers onderling en tussen burgers en instanties en professionele organisaties.

Rol opbouwwerker bij relatie overheid, organisaties en burger

Wat in de bovengenoemde opsomming van Boutellier en Boonstra minder expliciet is vermeld, is de taak die de opbouwwerker vervult ten aanzien van het functioneren van (overheids)instanties en organisaties in hun relatie met de burger. In de doelstellingen die de opbouwwerker nastreeft, is ‘invloedvergroting’ uitdrukkelijk opgenomen. Het gaat dan om interventies die erop gericht zijn dat organisaties en instanties anders leren omgaan met bewoners of die erop gericht zijn integraal en meer inclusief met bewoners om te gaan. Een andere aanvulling is, dat voorzieningen op het gebied van werk en inkomen en het bedrijfsleven ook partijen zijn die actief zijn in de samenlevingsopbouw.



[i] Jo Boer, Maatschappelijk Opbouwwerk: verkenningen op het gebied van ‘Community Organisation’in Nederlandse verhoudingen. Arnhem 1960

[ii] Het is altijd het beroep van de toekomst geweest. De beroepsontwikkeling van het opbouwwerk”Marta Dozy,Uitgevsmaatschappij Walburg Pers, Zutphen 2008

[iii] Boutellier, H. & Boonstra, N. Van presentie tot correctie, een nieuw perspectief op samenlevingsopbouw. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 2009