U bent hier

Kennisinfrastructuur

Kennisinfrastructuur is een samenwerkingsverband tussen expertisecentra, overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen, waarin kennisontwikkeling en kennisoverdracht centraal staat en waarbij sprake is van interactie tussen onderzoek, beleid en praktijk. Het relatief nieuwe begrip komt voort uit het ontstaan van de hedendaagse informatiemaatschappij of kenniseconomie. Dat wil zeggen dat een belangrijk deel van de (economische) groei en ontwikkeling voortkomt uit kennis. In de huidige maatschappij speelt kennis een belangrijke rol ten opzichte van de traditionele productiefactoren als arbeid, natuur en kapitaal.

Het belang van de kenniseconomie neemt toe door de kennisparadox: het blijkt dat het aandeel van innovaties in de omzet van bedrijven relatief laag blijft, ondanks dat Nederland bijzonder goed scoort op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Om die reden werd in 2003 het Innovatieplatform opgericht, dat Nederland weer aan de top moet zien te brengen. In 2008 en 2010 deed TNO onderzoek naar de publieke kennisinfrastructuur en bracht onder meer de niet-universitaire kennisinfrastructuur in beeld met het doel deze te vereenvoudigen. De Nederlandse kennisinfrastructuur is een wijd vertakt systeem van publieke instanties.

Landelijke (kennis)infrastructuur sociale sector

Arbeid speelt zonder meer een grote rol in de sociale sector. Maar ook hier is er de toenemende roep naar een body of knowledge, naar onderbouwing van methoden en werkwijzen en naar de effecten van het werk. Kennisinstituten van de sociale sector – zo blijkt uit het TNO-onderzoek – worden gerekend tot de publieke kennisinstellingen voor onderzoek & ontwikkeling en wetenschappelijke & technologische dienstverlening voor ‘menselijke gezondheid’.

Geschiedenis

Voordat er sprake was van de kenniseconomie, kende de sociale sector ook al een bepaalde infrastructuur. In de periode 1945-1980 maakte de sector een stormachtige groei door. Het maatschappelijk belang van het sociale werk nam daarmee sterk toe, maar tegelijkertijd ontstond er een wildgroei aan werksoorten, beroepen, opleidingen en organisaties. Dat leidde in de jaren zeventig en tachtig tot diverse pogingen om de sociale sector te stroomlijnen, er meer samenhang in te brengen en te herstructureren. Dat resulteerde uiteindelijk in de Herstructurering Landelijke Organisaties (HLO), die zijn beslag kreeg in 1989 met het stopzetten van de subsidies aan zo’n 35 landelijke organisaties. Daarvoor in de plaats kwamen er nieuwe organisaties: het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) - met als taak de professionele werkontwikkeling - en de VOG (voorganger van de MOgroep), die de werkgeversfunctie ging vervullen.

Beschikbare kennis

Daarmee kwam geen einde aan de versnippering in welzijnsland. Vele tientallen organisaties was het gelukt de herstructureringsdans te ontspringen. Voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) was er wel sprake van winst. In de daarop volgende jaren ontstond er min of meer een VWS-infrastructuur: het netwerk van vijf grotere instellingen die gesubsidieerd werden door de directie sociaal beleid van VWS. Dit waren het NIZW, Forum – Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, het Verwey-Jonker Instituut, het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) en het Landelijk Centrum Opbouwwerk (LCO). Deze organisaties produceerden veel kennis die maar moeizaam zijn weg vond naar de lokale professionals. Het Kennisnetwerk Sociaal beleid werd opgericht en kreeg als voornaamste opdracht mee de geproduceerde kennis van de organisaties van de infrastructuur via het internet beschikbaar te stellen voor de sociale sector. Het ministerie van VWS was enthousiast stimulator van deze ontwikkeling, aangezien er meer aandacht moest komen voor kennisuitwisseling in de sociale sector.

Modernisering kennisinfrastructuur

In de eerste tien jaren van het bestaan van het NIZW was er sprake van grote bloei en werd een sterk programmatisch verhaal neergezet. In de jaren daarna ontpopte het NIZW zich als een veelvraat, die alsmaar groeide en groeide. In de loop der jaren werden, al dan niet onder druk, tal van organisaties overgenomen en werd het palet van activiteiten erg kakelbont. De inhoudelijke sturing was dan een stuk minder en het ministerie van VWS begon in toenemende mate met schuine ogen te kijken naar wat langzamerhand ervaren werd als een moeilijk te beïnvloeden moloch. In 2003 kondigde het ministerie in de notitie Kennis, Innovatie, Meedoen aan dat zij de landelijke kennisinfrastructuur voor zorg en welzijn wil moderniseren. Met de nieuwe kennisinfrastructuur werd effectiviteit en efficiëntie beoogd. Door de kennis op drie plaatsen te concentreren, ontstond er een beperkt aantal instituten met afgebakende werkterreinen die een bron van informatie en ondersteuning waren voor de betrokken sectoren. Een praktijk- en klantgerichte aanpak stond daarbij voorop. De kennisinstituten kregen voor vijf jaar subsidie van VWS om kennis te verzamelen, valideren, verrijken en verspreiden. Daarnaast voerden de instituten opdrachten uit van derden op het terrein van advisering, implementatie, onderzoek en innovatie.
 

Vilans, NJi en Movisie

Drie nieuwe kennisinstituten zagen het levenslicht. Vilans als kennisinstituut voor langdurende zorg met als doel de kwaliteit en doelmatigheid van zorg, ondersteuning en dienstverlening aan mensen met beperkingen, chronisch zieken en kwetsbare ouderen te versterken. Het Nederlands Jeugdinstituut richt zich op het bevorderen van een optimale ontwikkeling van jeugdigen en de sociale en pedagogische context waarin zij leven. Het derde instituut dat het dichtst bij de sociale sector staat is Movisie. Het ontstond door een fusie van een deel van het NIZW (NIZW Sociaal Beleid en NIZW Beroepsontwikkeling), CIVIQ Instituut Vrijwillige Inzet, Transact Landelijke Expertisecentrum aanpak huiselijk en seksueel geweld; X-S2 Kennisnetwerk Sociaal Beleid; LCO Landelijke Centrum Opbouwwerk en KCLH Kenniscentrum Lesbisch en Homo-emancipatiebeleid. Movisie stelt zich ten doel de participatie en de zelfredzaamheid van burgers te bevorderen. Daartoe ondersteunt het burgerinitiatieven, vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties. In navolging van het Nederlands Jeugdinstituut startte Movisie in 2008 ook met de beschrijving van effectieve interventies, een belangrijke invalshoek om concreet inzichtelijk te maken wat sociaal werk oplevert.
 

Lectoren

In het eerste decennium van deze eeuw zijn er ook binnen het hoger beroepsonderwijs bewegingen met het doel deel te worden van de kennisinfrastructuur. In 2001 werd gestart met de grootschalige introductie van lectoren in het hbo. Lectoren kregen de opdracht mee kennis te ontwikkelen en te laten circuleren in interactie met de beroepspraktijk, kennisinstituten en het beroepsonderwijs. In 2014 waren de lectoren de pioniersfase voorbij: er zijn nu meer dan 480 lectoren actief op de Nederlandse hogescholen. Nauwere samenwerking tussen lectoren en beroepspraktijk ontstond wanneer in september 2009 werd gestart met zes regionale Wmo-werkplaatsen in Nederland. Het zijn regionale samenwerkingsverbanden van Hbo-instellingen en lectoren, zorg- en welzijnsinstellingen en gemeenten, gericht op praktijkonderzoek, beroepsinnovatie en deskundigheidsbevordering op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning. In 2013 kwamen er 7 nieuwe werkplaatsen bij die een looptijd kennen tot 2015.

Mbo-onderwijs

Voor het Mbo-onderwijs maakt Calibris deel uit van de kennisinfrastructuur. Dit kenniscentrum in zorg, welzijn en sport levert in het verlengde van haar wettelijke taken in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs een bijdrage om beroepspraktijk en beroepsonderwijs op een hoger plan te brengen. Calibris is toegerust om op te treden als intermediair tussen ketenpartners en als strategisch adviseur voor een duurzame arbeidsmarkt.

ZonMw

Daarnaast speelt ZonMw een belangrijke rol  in de kennisinfrastructuur. Zij financiert gezondheidsonderzoek én stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. Tot op heden heeft ZonMw vooral aandacht voor cure en care. Meer aandacht voor de sociale sector vanuit ZonMw zou een belangrijke impuls zijn voor  de versterking van de body of knowledge.

Strategische kennisagenda 2020

In 2012 bracht het ministerie van VWS een kennisagenda naar buiten die input is voor de werkprogramma’s van de aan VWS gelieerde kennisinstellingen. Later dat jaar werd aangekondigd dat de VWS-kennisinfrastructuur onder de loep wordt genomen. Het departement wil weten wat het belang is van het realiseren van kennisagenda te realiseren en hoe er bespaard kan worden op de kennisinfrastructuur? In 2015 komt naar verwachting meer helderheid over de toekomst van kennisinfrastructuur van de sociale sector.

Auteur: Harry Hens

Verder lezen

www.wmowerkplaatsen.nl

www.lectorenzorgenwelzijn.nl

www.calibris.nl

www.zonmw.nl

Ewijk, Hans van, Welzijnswerk in beweging. Verschenen in de afscheidsbundel: Breedveld, K., C. Ross-van Dorp, C., J. Nekkers, H. van Ewijk, P. Verweel, M. Carrilho, M. Evenblij, and L. Boezeman (2007). Maatschappelijke waarde van sport en bewegen. Bennekom: NISB, p. 32-42.

Gastel, Marcel van,  Herten, Loes van, Cees Vos (2012) Kennisinfrastructuur. Doorlichting Aansturing Zorgstelsel. In opdracht van SG Ministerie van VWS. Den Haag, ABD Top Consultants,

Hueting, Ernst (1989), De Permanente Herstructurering in het Welzijnswerk. Zutphen: Walburg Pers.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2003). Kennis, Innovatie, Meedoen. Beleid begrotingssubsidies VWS. Den Haag.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2012). Speel met kennis. Strategische kennisagenda 2020. Den Haag.

Römgens, B., J. Schuurman (2005). 100% Magenta. Een Learning History van X-S2 Kennisnetwerk Sociaal Beleid. Utrecht, CIBIT.

Speelman, dr. H. (Hessel) en dr. K. (Klaas) Maas (2010). De publieke kennisinfrastructuur van Nederland op hoofdlijnen. Gebaseerd op data en informatie t/m 2008. Vervolgrapportage inzake de niet-universitaire kennisinfrastructuur. Rapportnummer: TNO-034-UT-2010-00368.

Wester, drs. Ferry, dr. Martha van Biene, m.m.v. dr. Margriet Braun en drs. Inge Scheijmans (2013). Sturing in de Wmo-praktijk, Op weg naar nieuwe sturingsmodellen in de Wmo. Movisie, Utrecht.