U bent hier

Korte geschiedenis van het sociaal werk in Nederland

Het moderne sociaal werk in Nederland is de voortzetting van oeroude praktijken van armenzorg en volksopvoeding. Deze praktijken gaan terug tot ver in de middeleeuwen. Het waren toen vooral particuliere initiatieven. Later werden deze meer institutioneel bepaald. Pas in de tweede helft van de 20e eeuw kwam er een grotere, landelijke overheidssteun voor het sociaal werk.

Gasthuizen waren er vanaf 1122. Voedseluitdeling in kerken en op openbare plekken kennen we vanaf de dertiende eeuw, evenals de vroegste stedelijke opvangvoorzieningen voor zwervers en daklozen in de ‘baayerd’. Voor psychiatrische patiënten werd in 1422 het eerste ‘dolhuis’ geopend; het oudste weeshuis dateert van 1492. Deze voorzieningen waren vooral het initiatief van burgers die zich aaneensloten in broederschappen, verenigingen en fondsen. Zij werden geïnspireerd door de christelijke waarden van naastenliefde en barmhartigheid: ‘omdat God het wil’. Stedelijke overheden handelden daarnaast uit motieven als het handhaven van de openbare orde en het voorkomen van opstand.

Vanaf 16e eeuw: strengere armenzorg door reformatie  

Met de opkomst in de zestiende eeuw van humanisme en reformatie, die vaak gepaard ging met stedelijke bloei, werd de armenzorg strenger. Aan de bloeitijd van de goed gevulde katholieke fondsen kwam met de komst van de nieuwe heersende gereformeerde kerk een einde. Protestantse diaconieën namen die taak gedeeltelijk over; de joodse gemeenschap was op zichzelf aangewezen en ook de nog altijd zeer aanzienlijke katholieke gemeenschap moest zich met de eigen instellingen redden. In de kleinschalige decentrale Republiek der Verenigde Nederlanden (1588-1795) was sociale zorg per definitie lokale armenzorg.

19e eeuw: sociaal werk vanuit verschillende levensbeschouwelijke richtingen

In de negentiende eeuw werden sociale zorg en volksopvoeding ondernomen vanuit drie levensbeschouwelijke hoofdkwartieren: liberaal, vrijzinnig-protestant (o.a. Maatschappij tot Nut van het algemeen, sinds 1784); het orthodox-protestantse Réveil en de Inwendige Zending (o.a. Heldring Gestichten vanaf 1848) en de katholieke herleving sinds het toekennen van vrijheid van geloof (1848) met tientallen katholieke instellingen voor jeugdzorg, zieken, bejaarden en gehandicapten. In deze sociale zorg-delta ontstonden na 1840 duizenden instellingen die bestuurd werden door adellijke en notabele burgers. Het uitvoerende werk werd gedaan door vrijwilligers, vaak – maar niet altijd – vrouwen. De stedelijke overheden waren beperkt in hun mogelijkheden omdat de Armenwet van 1854 voorschreef dat de zorg voor armen moest uitgaan van het particuliere initiatief en dat overheden slechts in uiterste noodzaak (karige) bijstand mochten verlenen. Nieuwe werksoorten waren opvang en onderwijs voor blinden en doven, werkverschaffing, wijkverpleging, reclassering, kinderopvang, club- en buurthuiswerk, de eerste vormen van verslavingszorg, vrouwenhulpverlening, psychiatrie en verstandelijk-gehandicaptenzorg.

Eind 19e eeuw: het begin van de professionalisering

Vanaf 1870 ontstond de moderne richting in de Nederlandse armenzorg die – in navolging van het Elberfelderstelsel (1853) en de Charity Organisation Society (1869) – de nadruk legde op onderzoek, persoonlijke begeleiding en toeleiding naar arbeid van de armen. Deze moderne richting bond de strijd aan met de systeemloze liefdadigheid, die zij verfoeide. In deze lijn paste in 1899 de stichting in Amsterdam van de tweejarige ‘Opleidingsinrigting voor sociale arbeid’. Hiermee had Nederland een primeur in de wereld. Het markeerde het begin van de professionalisering. Vrijwel vanaf het begin kende het curriculum specialisaties: Armenzorg, Kinderbescherming, Woningwerk, Toynbeewerk (volksontwikkeling en jeugdwerk) en Opzichterschap in fabrieken en werkplaatsen. Hierin herkennen we de oervormen van de tegenwoordige opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Sociaal Juridische Dienstverlening, Culturele en Maatschappelijke Vorming,  Personeel en Arbeid en Human Resources Management. De professionalisering van de sociaal pedagogische hulpverlening (gevangeniswezen, jeugdinternaten, verstandelijkgehandicaptenzorg) kwam na 1945 op gang.

Begin 20e eeuw: eerste sociale wetten

Rond 1900 kwamen ook de eerste sociale wetten tot stand, onder meer de invoering van de leerplicht, verschillende verzekeringswetten en het onder toezicht stellen van kinderen bij verwaarlozing door de ouders. De Armenwet van 1912 verruimde de mogelijkheden van de lokale overheid om bijstand te verlenen, maar het duurde tot 1957 voordat het staatspensioen (AOW) werd ingevoerd. In 1965 werd de Algemene Bijstandswet ingevoerd die iedere Nederlandse burger een bestaansminimum garandeert.

Vanaf 1950: steun van de landelijke overheid

Overheidssteun voor onderdelen van sociaal werk bestond al voor 1940. Maar pas met het ontstaan van de welvaartsstaat (1950-1965) en vanaf de 1965 de verzorgingsstaat zien we dat de landelijke overheid het gehele sociaal werk- en welzijnsbestel financieel stevig  gaat steunen. In de jaren zeventig kwamen hiervan de schaduwkanten aan het licht zoals ongebreidelde groei en problemen met de betaalbaarheid bij een teruggang in de economie. Het gevolg was een ingrijpend bezuinigingsprogramma in de jaren tachtig. De voorzieningen van de verzorgingsstaat werden vanaf 1984 versoberd vanuit het concept van de ‘zorgzame samenleving’ dat inhield dat burgers meer zelf verantwoordelijk moeten zijn.

Auteur: Dr. Maarten van der Linde (1948). Maarten studeerde geschiedenis en werkte van 1971 tot 2013 in het hoger onderwijs als docent geschiedenis van het sociaal en sociaal-cultureel werk. Hij publiceerde over de geschiedenis van kerkelijk sociaal en cultureel werk, van jeugdwerk, sociaalwerkopleidingen en volkshogeschoolwerk. Van 2011 tot 2013 was hij bijzonder lector Geschiedenis van het sociaal werk aan Hogeschool Utrecht.

 

Verder lezen

Bijlsma, Jan, en Hay Janssen, Sociaal werk in Nederland. Vijfhonderd jaar verheffen en verbinden. Bussum 2008; 2012 tweede druk.

Canon Sociaal Werk. Op www.canonsociaalwerk.eu zijn tien overzichten (Nederland, Vlaanderen, Internationaal) in canonvorm van de geschiedenis van sociaal werk te raadplegen, onder meer: Sociaal Werk, Zorg voor de Jeugd, Maatschappelijke Opvang, GGZ, Verstandelijk-gehandicaptenzorg, Migranten, Sociaal Cultureel Werk, Internationale Denkers, History of Social Work. Nieuwe overzichten zijn in voorbereiding.

Linde, Maarten van der, Basisboek geschiedenis van het sociaal werk in Nederland. Amsterdam 2007; 2013 vijfde druk.

Linde, Maarten van der, Doe wel, maar… zie om. Een pleidooi voor historisch besef in het sociaal werk. Utrecht 2011; 2013 tweede druk.