U bent hier

Smalle beroepsethiek: morele-reflectietools

In de sociale sector wordt  een scala aan morele-reflectietools gebruikt. Dat zijn hulpmiddelen die professionals individueel of in groepsverband kunnen inzetten om systematisch na te denken over morele vraagstukken, of over de centrale waarden van het beroep en hun individuele waarden als professional.

Deze tools kunnen, in navolging van Manschot en Van Dartel (2003), worden ingedeeld naar probleemgeoriënteerde en houdingsgeoriënteerde gespreksmethoden.

Probleemgeoriënteerde tools

Probleemgeoriënteerde tools zijn oplossingsgericht, en stellen zich ten doel om een moreel vraagstuk op te lossen of hanteerbaar te maken. De werkwijze is analytisch, dat wil zeggen dat een systematische werkwijze wordt gekozen, waarbij in een aantal stappen  vragen over een probleem beantwoord worden (Manschot & Van Dartel, 2003). Dergelijke tools sluiten aan bij een smalle beroepsethiek,  en door hun analytische en rationele systematiek passen zij bij de traditionele oriëntatie in het sociaal werk op klassieke ethische theorieën zoals de plichtethiek en gevolgenethiek . Voorbeelden van probleemgeoriënteerde methoden zijn de stappenplannen zoals beschreven door Rothfusz (2008, p. 200/202); Klaase (2008, p. 40 e.v.), Janssen (2006, p. 39 e.v.).

Houdingsgeoriënteerde tools

Houdingsgeoriënteerde tools zijn niet gericht op probleemoplossing, maar stimuleren bezinning op de waarden van waaruit professionals handelen. Ze komen in verschillende varianten voor en hebben in hun structuur geen duidelijke overeenkomst (Manschot & Van Dartel, 2003). Houdingsgerichte tools sluiten aan bij een brede beroepsethiek  en bij de ontwikkeling van normatieve professionaliteit . Elementen van ethische theorieën als deugdethiek en zorgethiek schemeren vaak door in deze tools. Een voorbeeld van een houdingsgerichte tool die in het sociaal werk regelmatig gebruikt wordt,  is het Socratisch gesprek. De gespreksvoering is niet gericht op discussie, maar op een gezamenlijk zoekproces. Hierin staat een fundamentele vraag centraal en worden de relevante morele opvattingen ten aanzien van die vraag besproken (zie Kessels, Boers & Mostert, 2002, voor een uitwerking).

Ontstaan 

Het sociaal werk is bij uitstek een waardengeladen professie. De omgang met deze waardengeladenheid van het beroep heeft het afgelopen decennium een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. Reamer (1998), een toonaangevend Amerikaans auteur op het gebied van social work ethics, onderscheidt vier fasen in deze ontwikkeling. In de eerste fase was het sociaal werk voornamelijk gericht op de moraliteit van de cliënt. De zorg voor de ‘onmaatschappelijken’ stamt uit deze periode. In de tweede fase keerde het sociaal werk de blik naar binnen en werd getracht de kernwaarden van de professie scherper op het netvlies te krijgen. In deze periode ontstonden ook de eerste beroepscodes, zoals de Nederlandse Beroepscode voor de Maatschappelijk Werker . De eerste beroepscode werd gepubliceerd in 1962. In de derde fase doen ethische theorieën, oorspronkelijk uit de filosofie, hun intrede. Handboeken en studieboeken (zoals van Dolgoff e.a., 2012 in de VS, en in Nederland de boeken van De Jonge, 1995; Rothfusz, 2008; Klaase, 2008) besteden aandacht aan ethische concepten en normatieve theorieën. Daarbij worden ook hulpmiddelen ontwikkeld voor  morele besluitvorming en morele reflectie: de morele-reflectietools. In de laatste (huidige) fase is er een groeiende aandacht voor de ontwikkeling van ethische standaarden en risicomanagement. Zo constateert bijvoorbeeld Banks (2011) een steeds verdere uitdijing van beroepscodes in het sociaal werk. Tegelijkertijd wordt in de literatuur over de ethiek van het sociaal werk een toenemende oriëntatie zichtbaar op ethische theorieën als deugdethiek en zorgethiek, als aanvulling op de traditionele oriëntatie op de klassieke beginselethiek. Een mooi voorbeeld hiervan is het werk van Banks & Gallagher, 2009.

Auteur: Sabrina Keinemans


Verder lezen

Banks, S. (2011). Ethics in an age of austerity: Social work and the evolving New Public Management. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 20(2), 5-23.

Banks, S., and Gallagher, A. (2009). Ethics in Professional Life: Virtues for Health and Social Care. Basingstoke: Palgrave Macmillian.

Bauduin, D., & Kanne, M. (2009). Tijd voor reflectie. Praktische ethiek in psychiatrie en rehabilitatie. Amsterdam: SWP.

Dolgoff, R., Harrington, D., & Loewenberg, F. M. (2012). Ethical Decisions for Social Work Practice.  [S.l.] : Brooks/Cole.

Janssen, J. H. G. (2006). De nieuwe code gedecodeerd. Maatschappelijk werk en beroepsethiek. Baarn: HB Uitgevers.

Jonge, E. de (1995). Ethiek voor maatschappelijk werkers. Een methodische aanpak van morele dilemma’s. Bussum: Coutinho.

Kessels, J., Boers, E., & Mostert, P. (2002). Vrije ruimte. Filosoferen in organisaties.  Amsterdam: Boom.

Klaase, F. (2008). Beroepsethiek voor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, 2nd edition. Amersfoort: Thieme Meulenhoff.

Manschot, H., & Dartel, H. van (Eds.) (2003). In gesprek over goede zorg. Overlegmethoden voor ethiek in de praktijk. Amsterdam: Boom

Reamer, F. G. (1998). The Evolution of Social Work Ethics. Social Work 43(6), 488-500.

Rothfusz, J. (2008). Ethiek in sociaalagogische beroepen. Pearson Education Benelux.