Sociaal werk als professie

De Internationale Federatie van Sociaal Werkers (IFSW) karakteriseert sociaal werk terloops maar expliciet als een professie. In de oorspronkelijk Engelstalige omschrijving van het beroep wordt namelijk gesproken van 'the social work profession'. Ook in Nederland presenteren sociale beroepen zichzelf als professies. Maar is dat wel terecht? Flexner (1915) onderzocht dit een eeuw geleden al aan de hand van de kenmerkbenadering. Hij beschreef een aantal eigenschappen van professies en onderzocht in hoeverre sociaal werk deze bezit.

Hoewel er inmiddels ook andere benaderingen van professionaliteit zijn ontwikkeld, is deze aanpak nog steeds geschikt om oriënterend inzicht in de professionaliteit van een beroep te verwerven. Hieronder staat voor de kenmerken humaniteit, complexiteit, professionele expertise en sociaal-maatschappelijke inbedding beschreven in hoeverre sociaal werk daaraan voldoet. Een moeilijkheid hierbij is wel dat sociaal werk in Nederland een enigszins versnipperd karakter bezit. Binnen het domein worden meerdere beroepen onderscheiden, elk met een eigen beroepsvereniging. Binnen het hoger beroepsonderwijs bestaan domeinbrede naast beroepsspecifieke opleidingstrajecten, in allerlei varianten. En in het werkveld bestaat (en ontstaat) een veelheid van functies die zich vaak weinig van gangbare indelingen en ordeningen aantrekt. Ook de grenzen van het domein zijn niet altijd scherp te bepalen.

Humaniteit

Professies zijn gericht op een humanitaire kern (De Jonge, 2011). In de drie klassieke professies is het beroep als het ware uitgekristalliseerd rondom een specifieke waarde van algemeen belang binnen een afgebakend levensdomein: de arts richt zich op lichamelijke gezondheid, de rechter op sociale rechtvaardigheid en de geestelijke op spirituele verlossing (Freidson, 2001). Sociaal werk bezit onmiskenbaar een humanitaire kern, maar de precieze bepaling daarvan is voortdurend onderwerp van discussie en lijkt deels afhankelijk te zijn van de tijdgeest. Enkele voorbeelden van zulke bepalingen zijn: welzijn, ontplooiing, inclusie, cohesie, emancipatie, empowerment, integratie, leefbaarheid, participatie, presentie, en zelfredzaamheid.

Complexiteit

Professionals houden zich in principe alleen bezig met de moeilijke gevallen; eenvoudige problemen kunnen mensen immers zelf (alleen of gezamenlijk) oplossen. Professionele beroepssituaties zijn complex, uniek, onbepaald, onoverzichtelijk, verweven, wanordelijk, chaotisch, onzeker, dynamisch, turbulent, instabiel, ambigu en conflictueus (Schön, 1983). De complexiteit van sociaal werk ligt vooral in het werkterrein: de wisselwerking tussen enerzijds het individu of de groep en anderzijds de sociale en maatschappelijke omgeving. Op dit snijvlak heeft de sociale professional namelijk altijd te maken met een veelheid van factoren waar rekening mee moet worden gehouden, bijvoorbeeld financieel, economisch, psychisch, sociaal, ideologisch, juridisch, moreel, cultureel, of pedagogisch.

Professionele expertise

Het is niet mogelijk professionele expertise volledig in (commerciële) producten of (bureaucratische) procedures te verankeren. Dat komt door de eigen aard van professionele werkzaamheden, die altijd waardegeladen en complex, en vaak ook sociaal van karakter zijn. Professionele expertise wordt daarom primair in personen en praktijken belichaamd (Abbott, 1988). Binnen het sociale domein zegt men daarom ook wel: de professional is zijn eigen instrument. Over de precieze aard van professionele expertise bestaan veel uiteenlopende meningen: sommigen verkondigen dat deze expertise een wetenschappelijk fundament moet bezitten, terwijl anderen juist van mening zijn dat ervaring en intuïtie een doorslaggevende rol spelen. Kenmerkend voor professionele expertise is echter juist de complexe synthese van tegenpolen zoals theorie en praktijk, verstand en gevoel, beschrijving en beoordeling (De Jonge, 2011).

Professionele expertise vs. sociale bekwaamheid

Sommige auteurs betwijfelen of sociaal werk wel beschikt over professionele expertise die zich onderscheidt van alledaagse sociale bekwaamheid (Van der Lans, 2010). In elk geval kan wel worden gezegd dat het beroependomein een rijke traditie met veel expertise bezit (Van Ewijk, 2010), die zich bovendien voortdurend verder ontwikkelt, maar niet altijd is duidelijk in hoeverre daarvan in de beroepspraktijk en ook in de beroepsopleidingen daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt. Het verder ontwikkelen en adequaat gebruiken van de professionele expertise is een permanente uitdaging voor het sociale domein en haar professionals.

Sociaal-maatschappelijke inbedding

Professies zijn stevig sociaal-maatschappelijk verankerd: de beroepsgroep bezit een sterke interne cohesie, de werkzaamheden zijn ingebed in arbeidsorganisatorische samenwerkingsverbanden en het beroep kan rekenen op publiek vertrouwen, politiek draagvlak en juridische bescherming. Het beeld voor sociaal werk is in dit opzicht niet onverdeeld positief. De beroepen bezitten bijvoorbeeld geen wettelijk beschermde titel, iets wat de beroepsverenigingen proberen te ondervangen door beroepsregistratie. Het publieke vertrouwen in de sector is gedurende de naoorlogse wederopbouw gestaag gegroeid, tijdens de woelige jaren zestig en zeventig tot een dieptepunt gedaald en sindsdien wel verbeterd maar nooit meer volledig hersteld (Soetenhorst-de Savornin Lohman, 1990). De legitimiteit van het werkveld kwam onder druk te staan (Achterhuis, 1980, Van der Laan, 1990). Tegenwoordig heeft de sector vaak moeite om zich adequaat te verhouden tot de vele turbulente ontwikkelingen en duidelijk te maken waar ze voor staat en wat ze te bieden heeft. Het sociale domein zoekt voortdurend naar een goed evenwicht tussen ideële bevlogenheid en nuchter pragmatisme.

Conclusie

Flexner concludeert in zijn artikel dat sociaal werk in sommige opzichten wel en in andere opzichten niet aan de vereiste criteria voldoet. Hij erkent dat sociaal werk het algemeen belang dient, door interne cohesie wordt gekenmerkt en een wetenschappelijke basis bezit. Daar staat tegenover dat het professionele domein niet duidelijk is afgebakend, dat een eigen professioneel perspectief op de werkelijkheid ontbreekt en dat de expertise diffuus is. Hij besluit zijn beschouwing met de opmerking dat het belangrijkste criterium voor een professie het bezit van professionele bevlogenheid is, en dat sociaal werk in dit opzicht zonder meer als een professie kan worden beschouwd. Flexners standpunt van bijna honderd jaar geleden kan als een verbluffend adequate typering van sociaal werk in het hedendaagse Nederland worden beschouwd.

Auteur: Ed de Jonge